Het comfort van het niet-weten
Wij houden allemaal van een toestand van cognitief gemak waarin alles zo volmaakt is, dat het enige verlangen dat nog kan bestaan, het verlangen is om die toestand eeuwig te kunnen laten duren. Daar zijn we zo heel erg op gericht dat we bijzonder sterk zijn in het negeren van signalen die ons vertellen dat we misschien toch niet zo goed bezig zijn dan we denken. Zolang het ons dan geen aantoonbaar voordeel brengt om onze mening te herzien – en zeker zolang dat voordeel niet opweegt tegen het opgeven van de ogenschijnlijke veiligheid van de onwetendheid – vliegen sommige mensen letterlijk nog liever de afgrond in.
We houden er niet van als onze rust wordt verstoord of als we tot de vaststelling te komen dat onze overtuigingen misschien toch niet helemaal blijken te kloppen. Het is dan des mensen om die signalen gewoon te negeren en om zolang mogelijk te doen alsof er helemaal niets aan de hand is. Als de werkelijkheid niet meer blijkt te kloppen met het beeld dat we er van hebben, zijn we vaak niet geneigd om die waarneming echt tot ons door te laten dringen.
Het is een beetje als op een zomerse dag in fijn gezelschap buiten zitten genieten van een heerlijk maal op het moment dat een wesp zichzelf uitnodigt om mee te komen eten. De kans is groot dat we ze in eerste instantie proberen te negeren – dat we ze proberen weg te denken alsof ze er niet is en er nooit is geweest. “Als je niets doet, steken ze niet” stellen we onszelf en onze tafelgenoten dan gerust. Echt succesvol is deze strategie meestal niet. Integendeel: die ene wesp krijgt al gauw gezelschap van een tweede en een derde. En dat is knap lastig want wespen triggeren iets in ons. Eigenlijk zijn we er toch wel een beetje bang voor – vooral dan van hun steek. En zo kan het dan gebeuren dat we op zoek gaan naar een geschikt slagwapen dat zonder al te veel bijkomende schade een einde kan maken aan de verschijning van de lastpost. Het doel? Het verwijderen van het probleem dat onze rust verstoort – liefst met één ferme mep en zonder al te veel vlekken na te laten.
Dat lukt misschien wel met een wesp. Maar met de meeste lastige situaties waar mensen mee worden geconfronteerd, lukt dat niet.
Een probleem dat ik nog niet heb opgemerkt omdat ik het niet kan zien, is helemaal geen probleem – het is hoogstens een situatie die bestaat zonder dat ik er weet van heb. Op dat moment bevind ik me nog in een toestand waarin ik onbewust onbekwaam of onwetend ben. De openbaring van mijn niet-weten kan een bijzonder oncomfortabel, onaangenaam en zelfs pijnlijk proces zijn. Geen wonder dat we het vaak proberen te vermijden. Want als we aan onszelf toe moeten geven dat we eigenlijk onbekwaam, onkundig of onwetend zijn, denken we al snel gezichtsverlies te kunnen leiden. En dat maakt ons bang. Aanzien en prestige en hoe we graag zou hebben dat mensen ons percipiëren, zijn sturend voor ons gedrag in die zin dat ons gedrag er – vaak onbewust – op gericht is om onze positie in de groep veilig te stellen. We zijn constant op zoek naar de bevestiging van het beeld dat we van onszelf willen kunnen hebben. We willen van anderen horen dat we goed bezig zijn omdat het dat is wat we van onszelf willen kunnen vinden.
Als we moeten leven met de angst dat dat beeld verstoort zou kunnen geraken, wordt onze toekomst een beetje minder zeker en minder voorspelbaar. En een manier om daarmee om te gaan, is het ontkennen en zelfs negeren van de tekens, indicaties en waarschuwingen die onze onwetendheid dreigen te onthullen. De ogenschijnlijk snelste en makkelijkste manier om terug rust te kunnen vinden, ervoor zorgen dat het probleem verdwijnt – te beginnen met de gedachte eraan. Als ik ervoor kan zorgen dat ik niet meer geconfronteerd wordt met de symptomen, kan ik doen alsof het probleem heeft opgehouden te bestaan.
Als we de symptomen niet langer kunnen blijven negeren of ontkennen, hebben we een andere strategie: de rationalisatie. Rationaliseren komt er op neer dat we een verhaal creëeren dat de lastige situatie of het probleem perfect weet te verklaren en dat we op een zodanige manier kunnen verkopen dat er voor de buitenwereld en voor onszelf geen vuiltje aan de lucht lijkt te zijn. De grote uitdaging is dan om onze eigen ervaring van de werkelijkheid te normaliseren en ervoor te zorgen dat de buitenwereld ze op dezelfde manier ervaart. Als we die bevestiging krijgen, is dat in die zin geruststellend omdat we dan bevestigd worden in ons aanvoelen dat we er niet alleen voor staan en dat we het echt wel bij het rechte eind hebben. Zo ontstaan kampen bij conflicten. We houden niet van afwijkende meningen omdat ze ons bang maken. Wie ons daar attent op maakt, heeft zelf een perceptieprobleem.
Het gevolg is dat als ik bij iemand een probleem aankaart, ik al snel op weerstand riskeer te botsen. Dat ik een probleem zie, is ineens een probleem dat toegeschreven wordt aan het feit dat er iets mis is met mij. Wie al dan niet gevraagd een probleem op de agenda zet, loopt het risico om te worden behandeld als een wesp die zichzelf op een zomeravond uitnodigt om mee te komen eten. Ook klokkenluiders worden eerst zo lang mogelijk genegeerd. Als dat niet meer lukt, worden ze gemarginaliseerd. Dat gebeurt door het openlijk betwijfelen van hun expertise, door hun standpunten te ridiculiseren, door ze te isoleren of door ze op allerlei manieren onder druk te zetten. Eén van de meest gebruikte strategieën hiervoor, is pesten: gedrag dat gericht is op het ondermijnen van de psychologische veiligheid van mensen door ze zoveel mogelijk afhankelijk te maken, ze moedwillig bloot te stellen aan onvoorspelbaarheid of door ze af te schilderen als onbekwaam, leugenachtig of onbetrouwbaar.
Mensen kunnen maar veranderen als het veld van de bewuste onbekwaamheid zo veilig en aantrekkelijk is, dat ze er door hun eigen aangeboren nieuwsgierigheid toe aangezet worden om het te willen gaan verkennen. Dat kan dus niet als zij er voortdurend aan herinnerd worden hoe slecht ze bezig zijn of hoe verkeerd ze zijn.
Deel op: