Een recht zonder plichten
Iedereen heeft dezer dagen de mond vol van vrije meningsuiting. Mij is het ondertussen niet meer helemaal duidelijk wat daar dan precies mee wordt bedoeld. Ik vraag me af of we daar nog wel allemaal hetzelfde mee bedoelen en onder verstaan. En vooral: of onze samenleving de invulling van dat recht onder alle omstandigheden op dezelfde manier voor iedereen garandeert.
“De botsing van meningen, hoe scherp ook, is een wezenskenmerk van de persvrijheid, de vrijheid van meningsuiting en de democratie”, citeert persagentschap Belga de reactie van de Raad voor de Journalistiek op de schietpartij bij Charlie Hebdo. “Dat geldt ook – en niet in het minst – voor meningen die kwetsen, choqueren of verontrusten.”
Waarom zou iemand willen kwetsen, choqueren of verontrusten? En vinden we het dan een fel bevochten democratisch recht om anderen te mogen kwetsen, te choqueren of te verontrusten? Of moeten we ons ook durven afvragen of er niets aan de hand is met de manier waarop we vinden dat het recht op vrije meningsuiting moet kunnen worden ingevuld?
Twee dagen na de schietpartij in Parijs bericht het radionieuws over de toenemende ongeruste reacties van burgers op de sympathiebetuigingen voor de schutters op sociale media. De perswoordvoerder van de Antwerpse politie laat daarop in een reactie weten dat enkele schrijvers daarvan al om uitleg werden gevraagd door de politie. Met andere woorden: wie nu openlijk sympathiseert met IS of Al-Qaeda mag zich op zijn minst aan een andere interpretatie van het recht op vrije meningsuiting verwachten dan wat de Raad voor de Journalistiek er mee lijkt te bedoelen. Het lijkt er dus op dat in het kader van de vrije meningsuiting wel gekwetst, gechoqueerd of verontrust mag worden, maar toch niet altijd, overal en door iedereen. Mohammed wordt anders gewogen dan de joden of dan Bart de Wever die naar het ziekenhuis moet – hoewel die laatsten naar mijn mening ook geen gebrek hebben aan extremisten en fundamentalisten in hun rangen.
Een meningsuiting is een formulering van wat iemand vindt over iets of iemand. Of een meningsuiting kwetsend, choquerend of verontrustend is, is afhankelijk van de interpretatie aan de kant van de ontvanger. Die kiest ook zelf hoe hij met die interpretatie wil omgaan. Net zoals de verzender er al dan niet voor kiest om rekening te houden met de manier waarop zijn communicatie geïnterpreteerd zou kunnen worden. Hij zou er bijvoorbeeld ook voor kunnen kiezen om dezelfde boodschap op een andere manier te brengen. Vrijheid van meningsuiting levert weinig op als de uitoefening ervan blijft steken in vijandbeelden waarbij iedereen om ter luidst door elkaar gaat schreeuwen.
Er lijkt ook wat verwarring te bestaan tussen het uiten van meningen en het voorstellen van die meningen als feiten. En dan hebben we het nog niet gehad over de complicaties door veralgemeningen, oordelen en vooroordelen.
De framing van pennen tegen kalashnikovs mag dan een beeld zijn dat spontaan emoties van sympathie oproept: het is een illustratie en een versterking van een vijandbeeld. Het gaat uit van een strijdmodel, eerder dan van een model dat naar duurzame oplossingen zoekt voor een samenleving waarin voor alle verschillen een plaats kan zijn. Het suggereert dat de ene manier van strijd beter is dan de andere. Een wapen op zich is niet dodelijk. Het haalt zijn dodelijke kracht uit het feit dat het door een mens wordt gehanteerd. Op eenzelfde manier kan een pen of het gesproken woord slachtoffers maken. De verantwoordelijkheid en de keuzemogelijkheden van wie ze wil hanteren, zijn aan elkaar gelijk.
Misschien kunnen we ons afvragen waarvoor we ons recht op vrije meningsuiting willen gebruiken. Willen we er gewoon ons gelijk en onze superioriteit mee bewijzen? Of willen we het gebruiken om te kunnen bouwen aan een samenleving waarin we oprecht bekommerd zijn over de veiligheid, de ontwikkelingsmogelijkheden en kansen voor elke medemens?
Ik denk dat tegenwoordig erg lichtzinnig wordt omgesprongen met de verantwoordelijkheid die elk van onze vrijheden met zich meebrengt: het maken van keuzes in het licht van wat we willen bereiken en de consequenties die we willen nemen. De keuze voor een mensbeeld, is daarbij de eerste. De eenzijdigheid en ongenuanceerdheid van het wij-zij denken dat hoe langer hoe meer de kop op steekt, biedt niet langer het oplossend vermogen dat we nodig hebben om met de complexe uitdagingen van onze hedendaagse samenleving om te kunnen gaan. Nog harder kwetsen, choqueren of verontrusten lijken mij alvast niet de keuzes met de meeste kansen op succes.
Deel op: