De helaasheid van Watzlawick

“Je kan niet niet communiceren”: het is de eerste stelling van Watzlawick – een psycholoog die zich verdiepte in  communicatie.

Zo geformulieerd heeft die stelling een vervelend effect op mijn zielenrust: ze wekt de indruk dat ik er zelf niet meer voor zou kunnen kiezen om al dan niet te communiceren. Het klinkt alsof Watzlawick met zoveel woorden zegt dat ik altijd communiceer – of ik dat nu wil of niet. En dat klinkt niet bepaald geweldloos.

Communicatie tussen mensen ontstaat niet alleen bij de gratie van het bestaan van een zender: zonder een  ontvanger die betekenis geeft aan een veruiterlijking van een gedraging van een zender, kan er van communicatie simpelweg geen sprake zijn. Met andere woorden: of ik communiceer hangt niet alleen af van het feit dat ik -bewust of onbewust – verzend: ook de aanwezigheid van iemand die betekenis geeft aan wat ik doe of aan wat ik niet doe, is een noodzakelijke voorwaarde om van communicatie te kunnen spreken.

Als ik me niet bewust ben van het feit dat ik in interactie sta met een partij die absoluut betekenis wil geven aan mijn gedrag, communiceer ik tegen wil en dank – zelfs zonder dat te weten en misschien wel zonder dat te willen. Dat iemand niet niet kan communiceren, ligt dus in de eerste plaats aan de intentie van een ontvanger. Die intentie kan er overigens ook voor zorgen dat iemand niet kan communiceren of dat iemand kan communiceren. Daarbij drukt het werkwoord “kunnen” geen kwaliteitsoordeel maar een mogelijkheid uit: het is het al dan niet willen ontvangen van de ontvanger die de aanzet geeft om van zenden ook effectief communicatie te kunnen maken.

Het lijkt er dus op dat de eerste stelling van Watzlawick betekent dat eender wie eender waar en wanneer van communicatie of non-communicatie worden verdacht: simpelweg doordat iemand anders zomaar betekenis wil geven. Knap lastig om op afgerekend te worden. Maar wie bezondigt zich nooit aan het ongevraagd betekenis geven aan het gedrag van anderen?

Zo bekeken heeft Watzlawick het bij het rechte eind: ik kan – helaas misschien – niet niét communiceren…