Aannames

Ook ik heb mijn onhebbelijkheden en mijn gewoontes. En de combinatie van beiden leidt soms tot gevoelens van frustratie en ongemak – niet alleen bij de mensen in mijn omgeving maar in de eerste plaats ook bij mezelf. En af en toe wil ik proberen om daar heel bewust mee om te gaan – dan probeer ik te achterhalen waar mijn brein met mij aan de haal begint te gaan.

Misschien is het jou ook al wel eens overkomen: je ziet jezelf iets doen waarvan je ziet dat het slecht gaat aflopen maar op één of andere manier ben je de actie al begonnen en kan je ze niet meer stoppen – een beetje alsof je je eigen automatische piloot probeert bij te sturen terwijl je je eigenlijk niet kan bewegen. Je laat iets kostbaars vallen maar je handelingen zijn niet in staat de snelheid van je gedachten te volgen: je ziet het gebeuren in slow-motion. Of je ziet hoe je vriendin ongeduldig de stekker van de croque-machine begint te manipuleren omdat het lichtje aan en uit floept en nog voor je “opgelet – kortsluiting!” kan roepen, schiet er een vlam uit en springt de zekering.

Er bestaan ongetwijfeld de nodige wetenschappelijke verklaringen voor dit verschijnsel maar veel fascinerender vind ik om na te gaan wat de impact van dat mechanisme is op mijn eigen denken.

Ik maak ’s ochtends graag havermoutpap met coco’s- of rijstemelk. Als er geen coco’s- of rijstemelk is, vind ik dat vervelend – en dan zeker nog als dit me verrast. Dan moet ik gewone melk gebruiken en daar kan ik niet zo goed tegen. Met dat in het achterhoofd had ik ‘s avonds aan Flore gevraagd om zeker een fles mee te brengen als ze zou gaan winkelen. Even overwoog ik nog om er voor alle veiligheid toch maar zelf voor te zorgen maar mijn drang naar rust en luiheid won het van mijn gebrek aan vertrouwen – ook al bleef er een stemmetje in mij zeuren dat dit misschien toch niet de beste keuze was.

Uiteraard kon ik de volgende ochtend de bewuste fles niet vinden. En dat leverde een merkwaardige vaststelling op: de gebetenheid en het enthousiasme waarmee mijn zeurstemmetje van een dag eerder vrolijk liet weten dat ik dat toch wel had kunnen weten en dat ik een dag eerder beter zelf eieren voor mijn geld had gekozen. “Ik wist het wel” bleef het stemmetje alsmaar luider roepen: “ik had het nog zo gezegd”.

Flore sliep nog – haar wakker maken vond ik geen optie. Heidi was niet thuis – haar bellen zou perfect passen in het rijtje van mijn traditionele onhebbelijkheden en gewoontes. Dan kon ik meteen mijn ongenoegen uiten over het feit dat het toch jammer is dat afspreken met pubers zo ontzettend moeilijk is. Over het feit dat je dan altijd bedrogen uitkomt. Het is met pubers altijd hetzelfde liedje: je kan er nooit op vertrouwen.

Het was voor mijn zelfmedelijden niet echt bevorderend vast te moeten stellen dat Heidi niet opnam. Hoe was het ook weer mogelijk dat ik er van was uitgegaan dat ze dat wel zou doen? Dit had ik eigenlijk toch ook vooraf kunnen weten?

En toen kwam het moment van de vertraging. Het moment waarop ik kon zien dat ik helemaal niet aan het zoeken was naar cocosmelk maar naar de bevestiging van mijn voorspelling dat Flore mijn bestelling wel vergeten zou zijn. Ik merkte dat mijn vooringenomenheid een beperking was geworden voor de kwaliteit van mijn zoekproces. Het heeft nu eenmaal weinig zin om te zoeken naar iets dat er toch niet is of zou zijn. Mocht ik de bewuste fles toch vinden, zou dat de juistheid – en dus ook de autoriteit – van mijn aannames en overtuigingen ondermijnen. Het zou me wijzen op het feit dat ik me kan vergissen en dat is natuurlijk niet bevorderlijk voor mijn gevoel van veiligheid. Daarvoor moet ik kunnen vertrouwen op een goed functionerend beoordelingsvermogen om goed van fout van elkaar te kunnen onderscheiden.

Toen ik me dat realiseerde werd het een uitdagende gedachte om te kiezen voor een andere aanname. Hoe zou het zijn om te vertrekken van de stelling dat ik er absoluut zeker van kon zijn dat Flore mijn bestelling wel zou hebben meegebracht? In dat geval zou dat betekenen dat ik de fles gewoon nog niet gevonden had. Het gevolg zou gelijk blijven: frustratie omdat ik mijn pap niet zou kunnen maken zoals ik dat graag wil. Maar de oorzaak zou worden veranderd van iets dat iemand mij heeft aangedaan in iets waar ik zelf de regie over heb: de kwaliteit van mijn zoekproces.

Ik zocht in de koelkast, in het voorraadrek, op het aanrecht,… maar nergens vond ik een fles cocosmelk. En toen ging de telefoon. Heidi aan de lijn. Uiteraard kon zij me vertellen waar ik de bewuste fles kon vinden: in een boodschappentas op de grond naast het aanrecht. Waarom ik die daar nog niet had zien staan, blijft me tot nog toe een raadsel. Ik durf zelf niet beweren dat ik er zou ingekeken hebben mocht ik ze daar wél hebben zien staan.

Misschien helpt het me in de toekomst bewuster te zijn van het feit dat ik de dingen doorgaans maar zoek waar ik denk ze te zullen vinden. Dat is natuurlijk jammer want zo wordt wat ik kan vinden in hoge mate bepaald door de aannames waarmee ik aan het zoeken begin. Liever wil ik leren groeien in het exploreren van mijn nieuwsgierigheid naar wat gevonden wil worden. Dat kan zich maar manifesteren als het veilig genoeg is om buiten de lijnen te kunnen kleuren. En daar zijn aannames dus niet bepaald bevorderlijk voor.