‘t Is toch waar zeker?
Elk vraagstuk, hoe technisch, existentieel of moreel ook, raakt uiteindelijk aan twee fundamentele dimensies van het menselijk denken: epistemologie en ontologie. De eerste vraagt: ‘Waar komt waarheid vandaan?’ De tweede: ‘Wat is de aard van het zijn dat deze waarheid draagt?’
In elke denker, elke stroming en in elk maatschappelijk discours leeft een onderliggende positionering ten aanzien van deze twee vragen. Sommigen antwoorden dat waarheid buiten de ervaring gezocht moet worden, in eeuwige wetten, goddelijke orde of logische noodzaak. Anderen vinden haar in het lichaam, de ervaring en het voelen. Sommigen geloven dat het subject autonoom is, zelfgedragen en scheppend. Anderen zien het als relationeel, gevormd door de ander, de taal, of de gemeenschap.
Elke dialoog – conflictueus of niet – ontwikkeld zich in deze dimensies. Ze kunnen zichtbaar worden gemaakt door te kijken hoe standpunten zich verhouden tot twee assen. De eerste representeert de epistemologische positie, de tweede de ontologische.
Bovenaan de epistemologische as bevindt zich de transcendente positie, – de positie waar waarheid als iets wordt beschouwd dat buiten de ervaring ligt: als goddelijk, universeel of logisch noodzakelijk. Onderaan ligt de immanente positie, waar waarheid opduikt in de ervaring zelf: in het lichaam, de praktijk, het relationele of het affectieve.
Rechts op de horizontale as staat de extern gerefereerde positie, waarin het menselijk zijn begrepen wordt als fundamenteel relationeel: de mens als aanspreekbaar, afhankelijk, responsief wezen, altijd betrokken op anderen of de gemeenschap. Links staat de intern gerefereerde positie, waarin het menselijk zijn wordt gedacht als zelfdragend: de mens als autonoom, zelfverantwoordelijk en origineel centrum van oriëntatie en betekenis.
Dit kwadrantenmodel toont hoe fundamenteel filosofen, stromingen en zelfs levenshoudingen zich positioneren binnen een spanningsveld dat tegelijk de aard van de kennis en die van het zijn raakt. Zo zou Descartes zich linksboven situeren: waarheid ligt buiten de wereld (transcendent), maar wordt ontsloten door het autonoom denkend ik (intern). Spinoza zou zich dan eerder rechtsonder situeren: waarheid ontstaat in het immanente geheel van de natuur, en de mens is daarin een afhankelijke, relationele modus. Nietzsche zit dan linksonder: waarheid is ervaring, kracht, perspectief, en de mens is zijn eigen maat. De stem van God wordt onder andere door Abraham en Mozes vertolkt: rechtsboven ontvangt het ik de waarheid van de Ander, als roep van buitenaf, als transcendent.
In onze dagelijkse discussie en conflicten botsen posities die zich ten opzichte van elkaar in verschillende kwadranten situeren. Het kan dus helpend zijn om deze posities te objectiveren. Zo ontstaat taal en ruimte om te begrijpen, te herkennen en misschien zelfs om verschil te overstijgen.
Het doel is niet om mensen vast te pinnen in vakjes, maar om inzichtelijk te maken vanuit welke waarheid mensen spreken: spreken ze vanuit een behoefte aan verbondenheid of aan autonomie? Of vertrouwen ze eerder op een hogere orde of op de ervaring zelf?
Als we die vragen meedenken, kunnen we beter luisteren, beter spreken en – wie weet – misschien ook beter samenleven en samenwerken.

Deel op: